Bijna overal maaien we twee keer per jaar. Tussen 1 juni en 15 juli laten we de helft van de vegetatie staan. Vogels, amfibieën, reptielen, vlinders en andere diersoorten kunnen zich daar vestigen of daar naartoe vluchten. Voordat we de eerste ronde gaan maaien, worden de dijken door ecologisch deskundigen gecontroleerd op broedende vogels en andere nesten. Die nesten worden digitaal gemarkeerd en daar maaien we omheen. Of we maaien dat perceel niet. Bijna altijd voeren we het maaisel ook af. Bij de tweede maaironde tussen 1 september en 15 oktober maaien we alles. Zo kunnen we de dijken vóór aanvang van het stormseizoen goed inspecteren op schades.  

Maaien voor de waterveiligheid

We maaien de dijken voor de waterveiligheid: een goede dijkbekleding beschermt de dijk en houdt de grond met de wortels stevig bij elkaar. Bijkomend voordeel is dat we door het maaien beter zien waar kale plekken zijn en of andere beschadigingen die hersteld moeten worden. Daarom wordt in september, voorafgaand aan het stormseizoen, de hele dijk gemaaid. 

Als we niet maaien verruigt de vegetatie en behouden we alleen de snelst groeiende planten zoals grassen, brandnetels en distels. Als die doorgroeien, groeit er niks onder en ontstaan er onbegroeide plekken, wat weer leidt tot erosie. En daarmee komt de waterveiligheid in het geding. Maaien helpt de diversiteit aan planten want het geeft kwetsbare soorten, zoals kruiden of soorten die later in het jaar opkomen, ook een kans om tot bloei te komen. En maaien zorgt ook voor een gezonde bodem. 

Maaien en afvoeren

Het maaien gebeurt machinaal door een aannemer of door onze eigen medewerkers. Het maaisel voeren we bijna altijd af. Als maaisel even blijft liggen, kunnen insecten eruit ontsnappen en een veilig heenkomen zoeken. Als het maaisel te lang blijft liggen, ontstaan er kale plekken. Dit zijn geschikte groeiplaatsen voor dominante grassen, brandnetels en distels, die zich daardoor vermenigvuldigen. En dat willen we niet. Door maaisel af te voeren stimuleren we juist (bloeiende) kruiden waarmee we de biodiversiteit versterken. Door afvoeren komen er ook minder voedingsstoffen in de bodem en dat is (gek genoeg) ook beter voor de biodiversiteit. 

Gazonbeheer rond kunstwerken

Rondom onze sluizen en werven houden we het gras kort voor de toegankelijkheid. Zo kunnen we daar veilig werken.

  • Ecologisch beheer

    Waar dat kan creëren we bloemrijke dijken of passen we sinusbeheer toe. Zo versterken we de biodiversiteit.

  • Inzet klepelmaaier

    Op sommige locaties kunnen we alleen met een klepelmaaier terecht. Dan laten we het maaisel liggen.

Heeft deze informatie u geholpen?